Ongemakkelijk schuifel ik heen en weer op de harde stoel. Mijn gezicht vertrekt als ik opnieuw een pijnscheut in mijn onderrug voel. Ik verkramp onmiddellijk maar ben tegelijkertijd ook opgelucht dat er, behalve ikzelf, niemand anders in de wachtkamer zit. Het is al erg genoeg dat ik me een oma vóel, er hoeft echt niemand getuige te zijn van het feit dat ik momenteel ook als een oma rond loop.
Ik sta op en beweeg mijn benen een voor een wat heen en weer. Het verlicht de pijn een beetje en ik ga weer zitten op de stoel. Net op dat moment hoor ik stemmen. Nieuwsgierig kijk ik op en het duurt niet lang voor de deur van de wachtkamer open gaat. Een man van begin de veertig kijkt nieuwsgierig naar binnen en glimlacht als hij me ziet.
‘Myrthe?’
‘Ja, dat ben ik.’
De man knikt. Een frons tekent zich af tussen zijn dikke wenkbrauwen wanneer hij ziet hoe ik moeizaam recht ga staan.
‘Dat ziet er niet goed uit.’ Er klinkt iets van vermaak in zijn stem. Ik kijk hem streng aan terwijl ik op hem toe loop. Zonder verder nog een woord te zeggen, toont hij me de weg naar zijn kamer, waar ik even later op een al even harde stoel als in de wachtzaal zit.
Het blijft stil terwijl hij even op het scherm van zijn computer kijkt. Dan draait hij zijn hoofd in mijn richting. ‘Waarom vertel je niet even wat er aan de hand is.’
‘Rugpijn’, zeg ik met vlakke stem. ‘Erge pijn, aan mijn onderrug.’ De grimas op mijn gezicht beklemtoont hoe waar mijn woorden zijn.
Er volgen heel wat vragen. Hoe lang heb ik er al last van? Is het plots gekomen of is de pijn langzaam verergerd? Neem ik medicatie om de pijn te stillen? Enzovoort.
Ik slik. Ik heb er niet echt behoefte aan om een wildvreemde man uit te leggen hoe ik van het ene moment op het andere plots erge rugpijn heb gekregen. Het antwoord is eenvoudig: te wild geweest, zoals wel vaker. Alleen heb ik er deze keer een lichamelijk letsel aan overgehouden. En dat is nieuw. Een blos komt op mijn gezicht als ik me opnieuw het exacte moment voor de geest haal. Of beter: een aaneenschakeling van momentén. Meervoud.
Ik probeer de vragen van de osteopaat te ontwijken, geef wat vage antwoorden.
‘Goed dan’, zucht hij na een tijdje, een beetje geërgerd, als hij beseft dat hij toch geen verdere informatie uit me zal krijgen. ‘Trek wat kleren uit en ga op de tafel liggen.’
Met weinig kleren op een tafel, ja, dat is beslist ook een van die momenten geweest die tot dit geleid hebben. Het gevoel van koud marmer tegen mijn blote borsten staat me nog haarscherp voor de geest. Gretige handen die mijn heupen forceren tot snel heen en weer bewegen. Stoppelbaardzoenen op mijn rug en schouderbladen. Ik, bijtend op mijn onderlip, mijn hele lichaam onder spanning. En hij, die minutenlang in me stoot en van geen ophouden lijkt te weten. Precies zoals ik het graag heb. En hij weet het.
Wanneer ik mezelf eindelijk heb uitgekleed, ga ik in lingerie op de tafel zitten, mijn rug naar de osteopaat toe. Onmiddellijk voel ik hoe zijn warme handen mijn onderrug betasten. Hij wrijft, duwt en masseert. Wanneer hij die plaatsen raakt waar de pijn zich het hardst manifesteert, kreun ik. Ik slaak verschrikt een kreetje omdat mijn eigen gekreun me onmiddellijk terug brengt naar een ander moment dat mijn pijn heeft veroorzaakt.
Dit keer bevind ik me onder de douche. Sterke armen dragen mijn volledige gewicht. Warm water stroomt over onze lichamen terwijl hij me tegen de douchewand duwt. Zijn erectie duwt heel even tegen mijn onderbuik voordat hij zich een weg baant naar binnen. Hard en ruw – hoe kan het ook anders? – gaat hij aan het stoten. Mijn onderrug wordt bij elke stoot hard tegen de douchewand geduwd, maar dat deert me niet. Integendeel. Ik vlecht mijn vingers door zijn haar en klem mijn benen stevig rond zijn middel. De spieren in mijn onderbuik spannen zich bij elke stoot wat harder op en ik zet mijn tanden in de huid van zijn schouder om te voorkomen dat ik het uit ga krijsen van genot.